Dyslexie

De zorg voor kinderen met ernstige, enkelvoudige dyslexie (EED), dyslexiezorg, valt per 1 januari
2015 onder de Jeugdwet. Gemeenten hebben de taak om deze dyslexiezorg, die in het verleden op grond van de zorgverzekeringswet werd vergoed, te organiseren en te financieren. Voor het
behandelen van EED is een goede samenwerking noodzakelijk tussen de school, de zorgaanbieder en de ouders. 
 

Doelgroep Ernstig Enkelvoudige Dyslexie

De vergoede zorg is voor leerlingen op de basisschool, vanaf 7 jaar tot 13 jaar, waar sprake is van
Ernstig Enkelvoudige Dyslexie (EED). Er is mogelijk sprake van EED wanneer een leerling tot de
zwakste 10% behoort bij het lezen, of als hij tot de zwakste 16% bij lezen én de zwakste 10% bij
spelling behoort. Voorwaarde is dat dit is vastgesteld op minimaal drie opeenvolgende
meetmomenten en na aanbod van extra zorg of specifieke interventies door school (minimaal twee periodes). Als voorgaande criteria bij een leerling aan de orde zijn, dan adviseert de school de ouders om een onderzoek te laten doen naar EED. Enkelvoudig betekent dat het kind naast dyslexie geen ggz-stoornis, beperking of andere taal- of leerstoornissen heeft die belemmerend zijn voor dyslexieonderzoek en/of -behandeling. Als er namelijk ook sprake is van andere ernstige
problematiek, dan moet deze eerst worden opgepakt. 
 

Gemeentelijke vergoeding bij Ernstig Enkelvoudige Dyslexie 

Als de dyslexiedeskundige EED diagnosticeert, dan vergoedt de gemeente zowel het onderzoek als de behandeling. Wanneer de dyslexiedeskundige na onderzoek (diagnostiek) vaststelt dat er géén sprake is van EED, maar van minder ernstige dyslexie, dan geldt het volgende: de gemeente vergoedt het onderzoek, maar er volgt dan géén vergoeding voor een behandeltraject. 
 

Wie doet wat? 

-De school is primair verantwoordelijk voor de aanpak van lees- en spellingsproblemen. De school
moet leerlingen, bij wie het vermoeden van (ernstig enkelvoudige) dyslexie is, signaleren en
begeleiden. De school 'volgt' de lees- en spellingontwikkeling van leerlingen door toetsen af te
nemen. Wanneer blijkt dat een leerling bij lezen en/of spellen uitvalt, dan biedt de school extra
begeleiding aan volgens het protocol 'Leesproblemen en Dyslexie'. Wanneer de extra begeleiding na twee periodes van 3 tot 6 maanden niet voldoende resultaat oplevert, dan heeft de school een
vermoeden van (ernstig enkelvoudige) dyslexie geconstateerd. 
-De ouders vragen met het aanvraagformulier, de ingevulde vragenlijst voor de school en de
vragenlijst voor de ouders het onderzoek aan bij de gedragswetenschapper van het Sociaal Team. De ouders ondertekenen het aanvraagformulier voor het onderzoek en behandeling en geven hierbij de aanbieder van voorkeur aan. Verder hebben de ouders een grote rol bij het regelmatig oefenen van lezen en spellen thuis. Zowel de school als de aanbieders van dyslexiezorg maken hierover afspraken met de ouders. Thuisopdrachten zijn een onderdeel van de behandeling van EED.
-De gedragswetenschapper screent de aanvraag of voldaan is aan de vereisten voor aanmelding. Als de aanvraag voldoet, geeft de gemeente een beschikking af en de gedragswetenschapper
communiceert dit naar ouders en school. Ouders kunnen hun kind aanmelden voor diagnostisch
onderzoek voor EED bij een gecontracteerde aanbieder. De zorgaanbieder kan starten zodra de
beschikking door de gemeente afgegeven is. Als de aanvraag niet voldoet, communiceert de
gedragswetenschapper dit met ouders en school. Als ouders toch onderzoek willen, dan bekostigen zij dit zelf. 
-De dyslexiezorgaanbieder doorloopt drie stappen die in de protocollen voor diagnose en
behandeling worden genoemd. De aanbieder onderzoekt of er inderdaad sprake is van EED. Als de dyslexiedeskundige EED vaststelt, dan volgt er een behandeltraject. Als de dyslexiedeskundige géén EED vaststelt dan volgt er geen behandeling door de deskundige, en is de school verantwoordelijk voor een passend aanbod wat betreft lezen en spelling. Als de dyslexiedeskundige een bijkomende stoornis constateert dan krijgt de bijkomende stoornis de hoogste prioriteit via een andere vorm van jeugdhulp. De dyslexiedeskundige koppelt het resultaat van het onderzoek terug naar de ouders, de school en de doorverwijzer (de gedragswetenschapper van het Sociaal Team). Mocht er geen diagnose ernstige enkelvoudige dyslexie (EED) worden gesteld, dan stuurt de zorgaanbieder een bericht via berichtenverkeer naar de gemeente met het verzoek de zorg te stoppen. Is er sprake van EED dan start de aanbieder het behandeltraject en levert dyslexiezorg conform de afspraken met de gemeente en geldende zorgstandaarden. 
-De gemeente is (financieel) verantwoordelijk voor een passend aanbod van dyslexiezorg door
geregistreerde aanbieders. De gemeente verstrekt op aanvraag van de gedragswetenschapper van het sociaal team de beschikking voor diagnostiek behandeling. Mocht de dyslexiedeskundige (de zorgaanbieder) EED vaststellen dan vergoedt de gemeente de behandeling op basis van eerder afgegeven beschikking. Mocht er na onderzoek door de dyslexiedeskundige (de zorgaanbieder) geen sprake zijn van EED dan vindt er geen behandeling plaats, dus ook geen vergoeding daarvoor. 
 

Meervoudige problemen en het Breed ondersteuningsteam (BOT) 

Voor kinderen waarbij sprake is van problemen naast de dyslexieklachten, bijvoorbeeld ADHD of een spraak/taalstoornis, is een ander behandel- en begeleidingstraject nodig. Als er sprake is van meer problemen en behandeling en/of begeleiding wordt dit door ouders/school/ besproken
binnen een Breed ondersteuningsteam (BOT). Het resultaat van dit proces is een Integraal Plan. Hierbij wordt dan ook besproken wie de zorg moet inzetten en betalen. Het kan namelijk gaan om zorg die valt onder de WLZ, zorgverzekeringswet, Passend onderwijs of Jeugdwet.